maandag 11 januari 2021

Nieuwsbrief, jaar IX, nr. 12 – december 2020

 Hoop in tijden van de pandemie

Er zijn van die situaties die wij ons nooit hadden kunnen voorstellen. Een algehele lock-down, de mis niet fysiek kunnen bijwonen, langdurig geen contact met familie en vrienden …. De pandemie is springlevend, en steeds weer worden wij erdoor overspoeld, het gebeurt dat veel mensen hun gemoedsrust verliezen, voor fundamentele vragen komen te staan en dat zij in veel gevallen door angst en neerslachtigheid worden overvallen.  En God? Heeft Hij op dit moment iets te zeggen? De HOOP, die steun vindt in het GELOOF en die zich manifesteert in de LIEFDE .

Paus Franciscus op 27 maart 2020

Ik geloof dat nog heel lang dat beeld op ons netvlies zal blijven staan van Paus Franciscus die met het Allerheiligste de zegen geeft op een verlaten Sint Pietersplein. Zijn woorden weerklonken met dezelfde kracht als die keer dat de Meester ze uitsprak te midden van die onstuimig hoge golven: “Waarom zijt ge zo bang? Hoe is het mogelijk dat ge nog geen geloof bezit?”

Nieuwsbrief, jaar VIII, nr. 11 – december 2019

 Banele: van straatjongen naar seminarist

Siyabonga Banele Ndlovu is een jonge Zuidafrikaan van 24 jaar die een harde lijdensweg heeft doorgemaakt: al spoedig half wees door het overlijden van zijn moeder en ten slotte op straat levend als dakloos kind van zes.  Nu is hij seminarist en studeert hij aan de Universiteit van het Heilig Kruis in Roma dank zij een studiebeurs.

Ik ben de jongste van vijf kinderen, vier jongens en een meisje. Ik ben 20 februari 1994 geboren. Mijn ouders, gelovige katholieken, hadden huwelijksproblemen, waarbij vooral het alcoholgebruik van mijn vader vermeld moet worden. Na de dood van mijn moeder, moesten mijn oudste broer en ik verhuizen om bij een van onze tantes te wonen. Na een korte tijd in haar huis, gooide mijn oom ons het huis uit en kwamen wij op straat te leven. Van 6 tot 8 jaar was ik een dakloos straatkind! En mijn tante kon het niets schelen. Ondanks dat wij op straat leefden, gingen wij naar school en daar kregen wij te eten.”

“Wonderlijk genoeg waren wij te hoogbegaafd en te ondernemend om als straatkinderen te leven. Na enige tijd ging ik nog een keer verhuizen naar het huis van een andere tante. Hier was het dat God mij begon in te geven wat Hij werkelijk van mij wilde.